- dat
- dat1{{/term}}I 〈aanwijzend voornaamwoord〉 〈bijvoeglijk〉1 ce 〈m.〉; cet 〈m., vóór klinker of stomme h〉; cette 〈v.〉♦voorbeelden:1 dat kind • cet enfantdat land • ce paysdat meisje • cette filleII 〈aanwijzend voornaamwoord〉 〈zelfstandig〉1 [bij nadruk op de tegenstelling of bij tegenstelling]celui-là, celle-là2 [in combinatie met être]ce3 [in combinatie met andere werkwoord] 〈onderwerp〉 cela⇒ ça 〈lijdend voorwerp〉 le, la ⇒ 〈met nadruk〉cela, ça4 [gevolgd door een voorzetselbepaling, meestal ingeleid door ‘van’]celui, celle5 [gevolgd door een bijvoeglijke bijzin]ce♦voorbeelden:1 wil je dit boek of dat? • veux-tu ce livre-ci ou celui-là?2 dit is de voorzitter en dat de secretaris • voici le président et voilà le secrétairedat is nog eens een man • ça, c'est un hommewie is dat? • qui est-ce?ziezo, dat is dat • ça y est3 dat doet maar! • ça fait comme chez soi!dat heb ik nooit gezegd • je n'ai jamais dit çadat is te zeggen • cela, ça revient à direnee, dat weet ik niet • ça, je ne (le) sais pas〈inleiding tot een verklaring, omschrijving〉 dat wil zeggen • cela veut direzij heeft dat en dat gezegd • elle a dit ça et ça4 mijn boek en dat van jullie • mon livre et le vôtrejouw voorstel lijkt me beter dan dat van Paul • ta proposition me semble meilleure que celle de Paul5 zij zoeken alleen dat wat voordeel geeft • ils ne cherchent que ce qui est avantageux¶ ik heb een broek gekocht, maar hij is niet je dat • j'ai acheté un pantalon, mais ce n'est pas tout à fait çaIII 〈betrekkelijk voornaamwoord〉1 〈als onderwerp in de Franse bijzin〉 qui, <als lijdend voorwerp en naamwoordelijk deel van het gezegde> que, <als meewerkend voorwerp, voorafgegaan door het voorzetsel ‘à’> qui♦voorbeelden:1 het kind dat ik was • l'enfant que j'étaishet kind dat ik een gulden gegeven had • l'enfant à qui j'avais donné un florinhet voorwerp dat in de vitrine lag • l'objet qui se trouvait dans la vitrinehet voorwerp dat Jan gevonden had • l'objet que Jean avait trouvé————————dat2{{/term}}〈voegwoord〉1 [een bijzin afhangend van een werkwoord inleidend]que2 [omdat]parce que 〈+ aantonende wijs〉♦voorbeelden:1 hij beweert dat hij gelijk heeft • il prétend avoir raisonik denk dat hij komt • je pense qu'il viendra2 hij is kwaad dat hij niet mee mag • il est furieux, parce qu'il ne peut pas nous accompagner¶ de dag dat hij thuiskwam • le jour où il est rentré chez luiin het geval dat • au cas où 〈+ voorwaardelijke wijs〉de reden dat hij niet komt • la raison pour laquelle il ne vient pashet is tijd dat we een beslissing nemen • il est temps que nous prenions une décisiongelopen dat hij heeft! • comme il a couru!dat hij leve! • qu'il vive!smerig dat het er was! • ce que c'était sale!doe het zo dat ik tevreden kan zijn • fais-le de façon que je sois contentbehalve dat • à part quezonder dat • sans quedat mij nu juist zo iets moest overkomen! • dire qu'il faut que ça m'arrive à moi!in plaats dat • au lieu que 〈+ aanvoegende wijs〉; au lieu de 〈+ onbepaalde wijs〉
Deens-Russisch woordenboek. 2015.